Er was een tijd waarin de vrouw ongetemd leefde. Ze liep met blote voeten over de aarde, haar stem klonk vrij en helder, haar hart klopte in het ritme van de natuur. Ze wist wie ze was, voelde de kracht in haar lichaam en de wijsheid in haar ziel. Maar langzaam werd ze in een vorm geperst, gedwongen zich aan te passen, zachter te spreken, kleiner te worden. Haar vuur werd gedoofd, haar instinct werd genegeerd.