Toen ik een piepjonge moeder was en verantwoordelijk voor twee kindjes op wie ik ontzettend dol was, kwam ik mijn eigen beperkingen enorm tegen. Soms werd de stress me teveel en gedroeg ik me op manieren die ik niet wilde. De zorg voor mijn kinderen vond ik goed te doen, maar in combinatie met een slecht huwelijk en de eenzaamheid van een geïsoleerd leven in het buitenland, verloor ik soms mijn zelfbeheersing.
Ik wilde niets liever dan een perfecte moeder zijn voor mijn kinderen – welke moeder wil dat niet? – en altijd lief, zacht, geduldig en redelijk zijn, maar soms viel ik tegen ze uit.
Ik had dan altijd meteen spijt en zei duizend keer sorry, sorry, sorry. Ik denk dat dat een goede zaak is. Ook als ouder maak je fouten, maar als je iets verkeerd doet – je schreeuwt bijvoorbeeld tegen je kinderen, of je geeft ze uit frustratie een klap – dan is het cruciaal om daarna, als je beseft dat je fout zat, dat zo snel mogelijk toe te geven en je excuses aan te bieden, hoe klein het kind ook is. Zo leer je je kinderen dat het niet normaal is om elkaar slecht te behandelen.
Eén van de meest schokkende momenten in mijn leven – een moment waar ik nog steeds niet zonder emotie aan terug kan denken en waar ik liever niet over schrijf, omdat ik me er nog steeds voor
schaam – was die bewuste ochtend …
Het was midwinter, er lag twee meter sneeuw, ik voelde me opgesloten, ik had weer eens ruzie met mijn partner die boos naar zijn werk vertrokken was; het huis was een teringbende, ik had net de
kinderen in bad gedaan en aangekleed; het was vroeg in de ochtend en ik zat nu al aan mijn taks. En net toen ik diep zuchtte en me bukte om een treintje op te rapen, om, dan in godsnaam maar te
beginnen met opruimen, zag ik uit mijn ooghoek hoe mijn zoontje van drie een stoel naar de schoorsteenmantel had geschoven, erop was geklommen en nu op het punt stond om een beeldje dat op de
schoorsteenmantel stond te pakken.
In een reflex schreeuwde ik veel te hard: “NEE!” Het was echt veel te hard. Er was niks gebeurd, er was geen gevaar, hij stond stevig op die stoel en hij had het beeldje nog niet eens aangeraakt. Mijn zoontje was gewoon zijn eigen inventieve, creatieve zelf, met een briljante oplossing om dat beeldje, dat hij blijkbaar mooi vond, te kunnen pakken. Mijn reflex kwam voort uit de gedachte: straks valt hij. Straks gooit hij het beeldje kapot. Maar noch het een, noch het ander was realistisch. Mijn ‘NEE!’ was volkomen onterecht, maar het was net een stressvolle gedachte teveel. Het kwam bovenop alle andere frustratie, die niets met hem te maken hadden en waar hij absoluut niets aan kon doen. Mijn ‘NEE!’ had een lading die voor mijn zoontje onbegrijpelijk was.
Toen ik ‘NEE!’ schreeuwde, zag ik hoe hij schrok. Ik stond aan de andere kant van de woonkamer, hij had zijn rug naar mij toegedraaid, dus mijn schreeuw kwam voor hem uit het niets. Hij trok in een reflex zijn handje terug, zijn lichaampje verstijfde en hij keek me met grote angstogen aan, alsof hij vroeg: “Wat is er gebeurd? Wat heb ik gedaan?”
Zijn onmiddellijke conclusie was dat hij wel iets heel erg verkeerd gedaan moest hebben als ik zo boos was, want hij vertrouwde me. En dat vertrouwen werd nu, op dit moment geschaad, want hij had helemaal niets verkeerd gedaan.
Meteen voelde ik de wroeging in mijn hart, de diepe spijt. En dat deed zo’n pijn dat ik een moment radeloos was. Ik was zo wanhopig dat mijn onbewuste het overnam en iets bizars, iets ongelooflijks deed om dat was zojuist gebeurd was te compenseren, om de pijn van dat moment niet te hoeven voelen: ik schreeuwde nóg een keer ‘NEE!!’, zo mogelijk nog harder dan de eerste keer. Dat was ook een reflex, een paradoxale en onbegrijpelijke reflex: ik maakte het erger, omdat ik de pijn van die eerste fout niet wilde voelen. Ik deed het tegenovergestelde van wat ik had moeten doen om de schade te herstellen van mijn fout. Ik richtte nog meer schade aan, om de schade van de eerste keer te kunnen relativeren. Zo erg was het niet hoor, die eerste schreeuw. Het kon altijd nog erger. Kijk maar.
In de momenten van ontsteltenis die volgden, zowel bij mijzelf als bij mijn zoontje, was het alsof de werkelijkheid even stilstond. Het was alsof er barsten ontstonden in de werkelijkheid waarin we ons bevonden, alsof de wereld op het punt stond om in te storten. Toen begonnen mijn zoontje en ik tegelijk te huilen, en herstelde de werkelijkheid zich weer. Ik snelde naar hem toe, nam hem in mijn armen en zei: ‘Sorry, sorry, sorry schatje. Je hebt niks verkeerd gedaan. Ik maakte een hele grote vergissing. Het spijt me. Ik deed iets heel raars en het was niet jouw schuld!’
Zo troostte ik hem – en mezelf. Zo herstelde ik de schade van beide uitbarstingen.
Wat ik toen ontdekte over de menselijke geest is me altijd bijgebleven
Het was een heel belangrijk moment, omdat het me het inzicht verschafte dat deze neiging tot de overtreffende trap om de pijn van de eerste misstap te verdoezelen een reflex is die in mij zit,
dus waarschijnlijk ook in andere mensen. Toen ik het eenmaal in mezelf had gezien, ging ik het ook in anderen herkennen, op kleine en grote schaal, individueel en collectief.
Ik herken het patroon op dit moment in wat de medische industrie doet. Laten we als voorbeeld Pfizer nemen, een frauduleus farmaceutisch bedrijf dat ondertussen miljarden aan schadevergoeding heeft moeten betalen en waartegen een groot aantal rechtszaken loopt in verband met fraude, valse onderzoeksrapporten en ontelbaar veel gevallen van ziekte en dood als gevolg van hun producten.
Pfizer is ooit begonnen als farmaceutisch bedrijf. Wellicht bedoelden ze het in het begin goed. ‘Wij gaan medische producten op de markt brengen die de mensen helpen en waar wij geld mee kunnen
verdienen’, dachten ze waarschijnlijk. Niks mis mee. Dat ging een tijdje goed, maar toen brachten ze voor het eerst een product op de markt waarvan ze wisten dat het waarschijnlijk nare
bijwerkingen zou gaan veroorzaken, maar waar ze bakken met geld mee konden verdienen. Ze wisten het, maar ze deden het toch. Voor het eerst maakten ze zich schuldig aan iets waarvan ze diep van
binnen wisten dat het fout was. Toen ze berichten ontvingen over mensen die ziek geworden waren en zelfs waren overleden door hun toedoen, moesten ze zich eigenlijk vreselijk gevoeld hebben. Ze
werden beboet, maar de winst was ongeveer honderd keer zo groot als de boete. Dat zal zeker bijgedragen hebben aan hun beslissing om in plaats van de wroeging, de spijt, de pijn en het
schuldgevoel over hun misstap te voelen en het goed te maken, excuus aan te bieden, schadevergoeding te betalen, verantwoordelijkheid te nemen en te stoppen met wat ze aan het doen waren, in
plaats daarvan hetzelfde kunstje nog een keer te doen, maar nu op grotere schaal.
Zulk compensatiegedrag accelereert, namelijk. Zo zien we dat Pfizer en de hele medische industrie in de loop der tijd steeds meer producten op de markt heeft gebracht die ziekte en dood
veroorzaken. Het loopt compleet uit de hand, maar zolang het nog erger kan, zal het waarschijnlijk erger worden. Na twee keer is het nog mogelijk om te stoppen – zie mijn voorbeeld – maar na 20
of 30 keer kun je waarschijnlijk niet meer zo makkelijk terug. De pijn zou ondraaglijk zijn – of in ieder geval zou het zo lijken.
Momenteel zitten we opgescheept met een groteske, monsterachtige medische industrie die moordwapens ontwikkelt zoals het mRNA-vaccin, waarmee ze de hele wereld willen injecteren. Toe maar, wat een ambitie! Wat een grootheidswaanzin! Die megalomane gasten hebben absoluut geen besef meer van het niveau van kwaadaardigheid dat ze demonstreren. Ze hebben overheden, andere bedrijven en de media in hun zak, want ze zijn zo ver afgedwaald van hun menselijke natuur, hun oorspronkelijke gevoelens, dat ze alleen nog maar kunnen denken: Meer, meer. Nog een keer! Nog grootschaliger! Nog rijker! Nog erger!
Waar moeten ze heen als ze de hele wereldbevolking hebben geïnjecteerd met gif? Wat kunnen ze nog verzinnen als overtreffende trap als ze erin geslaagd zijn om middelen te ontwikkelen en op de markt te brengen die mannen en vrouwen op grote schaal onvruchtbaar maken? Wanneer kan het niet erger en zullen ze moeten gaan kijken naar wat ze aangericht hebben?
We zitten nu in de laatste fase van de waanzin, de psychose van de medische industrie. Er zijn nu nog maar twee opties: of ze vernietigen de mensheid, als klap op de vuurpijl van de overtreffende trap, waarbij ze ook zichzelf vernietigen en dus nooit hoeven te kijken naar wat ze gedaan hebben – de ultieme ontkenning – of ze keren het proces om, wellicht met hulp van buitenaf. Dat laatste is verreweg het moeilijkste, maar het is niet onmogelijk. Ik stopte na twee keer, omdat de reactie van mijn zoontje mijn hart raakte en ik daardoor besefte wat ik deed. Bij mij was het de liefde voor mijn zoon die me deed stoppen. Nu is mijn misstap onvergelijkbaar in orde van grootte met dat wat Pfizer en andere medische industrieën ervan gebakken hebben, maar het gaat om het principe.
Als een arts ziet dat zijn patiënten ziek worden van de middelen die hij voorschrijft, kan hij uit liefde voor zijn patiënten of uit liefde voor zijn vak stoppen met het voorschrijven van die middelen. Ja, hij moet dan onder ogen zien dat hij grote fouten heeft gemaakt, dat hij medeverantwoordelijk was voor ziekte en dood. Ja, dat doet pijn, maar hoe eerder hij dat doet, hoe groter de kans is dat hij de schade nog kan herstellen.
Als een onderzoeker, wetenschapper of marketingman van Pfizer ontdekt dat hun producten ziekte en dood veroorzaken, kan hij uit liefde voor zijn medemens stoppen met wat hij aan het doen is. Als een journalist ontdekt dat de medische industrie corrupt is tot op het bot, kan hij uit liefde voor de waarheid besluiten om de feiten te delen. Ja, dan moet hij dealen met het feit dat hij dat tot dan toe niet deed en de kijkcijfers (zijn inkomen) belangrijker vond, maar hoe eerder hij dat doet, hoe makkelijker het zal zijn.
Oprechte spijt en wroeging leiden bij de meeste mensen tot vergevingsgezindheid. Toen ik jaren geleden mijn spijt betuigde over mijn onredelijke geschreeuw, zei mijn zoontje: “Geeft niet hoor, mama. Nu ben je weer lief.”
Vergevingsgezindheid is ook mens eigen. Dat is momenteel onze enige hoop, want er zal een hoop te vergeven zijn als de medische industrie eenmaal op het matje geroepen wordt.
Sanne Burger