De verdwenen kinderen

 

Er was eens een land waar de koning had gezegd: “Er zijn veel te veel arme mensen in mijn land die ik moet ondersteunen vanuit mijn schatkist. Het zijn profiteurs. Ik wil dat mijn schatbewaarder er alles aan doet om dit schorriemorrie aan te pakken. Zet ze op een rantsoen van water en brood! Dat zal hen leren!”

 

De schatbewaarder gehoorzaamde en ging op jacht naar arme mensen. Alle arme mensen die steun kregen van de koning werden zwaar aangepakt. De schatbewaarder gaf hen torenhoge boetes. Dat zou hen leren zo arm te zijn. 

 

 

De arme mensen waren radeloos. Ze hadden al nauwelijks genoeg geld en nu moesten ze ook nog een enorme boete betalen. Ze waren wanhopig en sommigen kregen ruzie. Ze sliepen slecht en daardoor werden ze geïrriteerd en soms werden ze zelfs wel eens boos op hun kinderen.

 

Nu riep de koning: “Haal die kinderen weg bij die arme mensen. Ze geven hun kinderen nauwelijks te eten en ze worden ook om het minste boos. Zij zijn niet in staat om voor hun kinderen te zorgen. Haal ze weg!”

 

De Edelgestrenge Raadsheer van de Jeugd gehoorzaamde en hij haalde alle kinderen weg bij arme mensen die wel eens ruzie maakten omdat ze zoveel geldzorgen hadden. 1675 kinderen werden weg gehaald. 

 

Enkele jaren later was de koning in een goede bui en zei:  “Misschien ben ik toch een beetje te streng geweest. Weet je wat, breng die kinderen maar terug.”

 

Maar de Edelgestrenge Raadsheer van de Jeugd wist niet waar ze gebleven waren want hij had niet in een boekje opgeschreven waar hij de kinderen naar toe gebracht had.

 

Nu werden er toch vele mensen boos in het land en ze riepen dat de koning moest aftreden.

 

Maar de koning zei: “Nee, nee, geef mij een tweede kans, ik ga het helemaal anders aanpakken. Ik word een hele nieuwe en toffe koning.”

 

En iedereen juichte en gaf de koning een tweede kans. 

 

De koning liet het hele koninkrijk afspeuren naar de verdwenen kinderen. Maar een jaar later had de Edelgestrenge Raadsheer van de Jeugd de 1675 kinderen nog steeds niet terug gevonden. 

 

“Misschien moeten we ook in het paleis zoeken,” riep een gekke onderdaan.

 

“Haha, alsof ik 1675 kinderen in mijn paleis zou verbergen,” lachte de koning. “wat een dwaasheid.”

 

En iedereen lachte mee om zoveel gekkigheid.

 

Toch bleef men het gek vinden dat die kinderen niet terug gevonden werden.

 

Inmiddels waren er zovele andere problemen in het land, er dreigde zelfs een oorlog, dat men dacht; “Ach, eenmaal dat die kinderen volwassen zijn, zullen ze wel vanzelf naar huis komen.”

 

En de koning leefde nog lang en gelukkig. 

 

Geert Kimpen

www.geertkimpen.com